dcmgpdir - Online in de cloud

PROGRAMMA:

NAAM

dcmgpdir - Maak een DICOMDIR voor algemeen gebruik

KORTE INHOUD

dcmgpdir [opties] [dcmfile-in...]

PRODUCTBESCHRIJVING

De dcmgpdir hulpprogramma creëert een DICOMDIR bestand uit de opgegeven DICOM-bestanden waarnaar wordt verwezen
volgens de DICOM Part 11 Media Storage Application Profiles.

Momenteel worden de volgende profielen ondersteund:

· CD-R-uitwisseling voor algemeen gebruik (STD-GEN-CD)
· Uitwisseling voor algemene doeleinden op dvd-ram-media (STD-GEN-dvd-ram)
dcmmkdir is een uitgebreide versie van deze tool die ook andere media-opslag ondersteunt
Toepassingsprofielen dan de algemene toepassingsprofielen (bijv. beide cardioprofielen waarvoor de
gebruik van pictogramafbeeldingen).

PARAMETERS

dcmfile-in waarnaar wordt verwezen DICOM-bestand (of map die moet worden gescand)

OPTIES

algemeen opties
-h-help
print deze helptekst en sluit af

--versie
versie-informatie afdrukken en afsluiten

--argumenten
druk uitgebreide opdrachtregelargumenten af

-q --stil
stille modus, print geen waarschuwingen en fouten

-v --uitgebreid
uitgebreide modus, afdrukverwerkingsdetails

-d --debuggen
foutopsporingsmodus, foutopsporingsinformatie afdrukken

-ll --log-niveau [l]evel: tekenreeksconstante
(fataal, fout, waarschuwen, info, debuggen, traceren)
gebruik niveau l voor de logger

-lc --log-config [f]bestandsnaam: string
gebruik configuratiebestand f voor de logger
invoer opties
DICOMDIR-ID's:

+F --fileset-id [i]d: tekenreeks
gebruik een specifieke bestandsset-ID
(standaard: DCMTK_MEDIA_DEMO, "" voor geen)

+R --descriptor [f]bestandsnaam: tekenreeks
voeg een bestands-set descriptor bestands-ID toe
(bijv. README, standaard: geen descriptor)

+C --char-set [c]harset: string
voeg een specifieke tekenset toe voor descriptor
(standaard: "ISO_IR 100" als descriptor aanwezig is)

lezing:

+id --input-directory [d]directory: string
lees DICOM-bestanden waarnaar wordt verwezen uit directory d
(standaard voor --recurse: huidige map)

-m --keep-bestandsnamen
verwacht dat bestandsnamen in DICOM-indeling zijn (standaard)

+m --map-bestandsnamen
toewijzen aan DICOM-bestandsnamen (kleine letters->hoofdletters,
en verwijder de volgperiode)

-r --geen-recursie
niet herhalen binnen mappen (standaard)

+r --recursie
recurse binnen bestandssysteemmappen

+p --pattern [p]attern: string (alleen met --recurse)
patroon voor het matchen van bestandsnamen (jokertekens)

# mogelijk niet beschikbaar op alle systemen
verwerking opties
consistentiecontrole:

-W --geen consistentie-controle
controleer bestanden niet op consistentie

+W --warn-inconsist-bestanden
waarschuwen voor inconsistente bestanden (standaard)

-a --abort-inconsist-bestand
afbreken bij het eerste inconsistente bestand

type 1 attributen:

-Ik --strikte
afsluiten met fout als DICOMDIR type 1 attributen
ontbreken in DICOM-bestand (standaard)

+Ik --invent
bedenk DICOMDIR type 1-attributen als deze ontbreken in het DICOM-bestand

+Ipi --invent-patiënt-id
nieuwe PatientID uitvinden in geval van inconsistentie
Attributen Patiëntnaam

andere controles:

+Nrs --allow-retired-sop
gepensioneerde SOP-klassen toestaan ​​die in eerdere edities zijn gedefinieerd
van de DICOM-standaard

-Nxc --geen-xfer-check
wijs geen afbeeldingen af ​​met een niet-standaard overdrachtssyntaxis
(waarschuw alleen)
uitgang opties
DICOMDIR-bestand:

+D --output-bestand [f]bestandsnaam: string
specifiek DICOMDIR-bestand genereren
(standaard: DICOMDIR in huidige map)

schrijven:

-A --vervangen
bestaande DICOMDIR vervangen (standaard)

+A --toevoegen
toevoegen aan bestaande DICOMDIR

+U --bijwerken
update bestaande DICOMDIR

-w --weggooien
schrijf DICOMDIR niet uit

backup:

--een backup maken
maak een back-up van bestaande DICOMDIR (standaard)

-nb --geen back-up
maak geen back-up van bestaande DICOMDIR

waarderepresentaties na 1993:

+u --enable-nieuwe-vr
ondersteuning voor nieuwe VR's inschakelen (UN/UT) (standaard)

-u --disable-nieuwe-vr
ondersteuning voor nieuwe VR's uitschakelen, converteren naar OB

groepslengte codering:

-g --groep-lengte-verwijderen
schrijven zonder groepslengte-elementen (standaard)

+g --groep-lengte-maken
schrijf met groepslengte-elementen

lengtecodering in reeksen en items:

+e --lengte-expliciet
schrijf met expliciete lengtes (standaard)

-e --lengte-undefined
schrijf met ongedefinieerde lengtes

OPMERKINGEN

Alle bestanden gespecificeerd op de opdrachtregel (of ontdekt door recursief de
inhoud van mappen met de +r optie) worden eerst beoordeeld op hun compatibiliteit
met het CD-R Image Interchange Profile voor algemene doeleinden (supplement 19). Alleen geschikt
bestanden die zijn gecodeerd met de Explicit VR Little Endian Uncompressed Transfer Syntax zullen:
geaccepteerd. Bestanden met ongeldige bestandsnamen worden afgewezen (de regels kunnen worden versoepeld via
de +m optie). Bestanden die vereiste attributen missen, worden geweigerd (de +I optie kan
ontspan dit gedrag).
A DICOMDIR bestand wordt alleen gemaakt als alle bestanden de eerste tests hebben doorstaan.
De dcmgpdir hulpprogramma maakt het ook mogelijk om nieuwe items toe te voegen aan en om bestaande bij te werken
vermeldingen in a DICOMDIR het dossier. Optie gebruiken: +A nieuwe vermeldingen worden alleen toegevoegd aan de DICOMDIR,
dwz bestaande records zoals die voor PATINT-informatie worden niet bijgewerkt. Optie gebruiken:
+U ook bestaande records worden bijgewerkt volgens de informatie die wordt gevonden in de referentie
DICOM-bestanden. Houd er rekening mee dat dit updateproces langzamer kan zijn dan alleen het toevoegen van nieuwe
inzendingen. Het zorgt er echter voor dat aanvullende informatie die nodig is voor de
geselecteerde toepassingsprofiel wordt ook toegevoegd aan bestaande records.
Het scannen Directories
Bestanden toevoegen uit mappen is mogelijk met behulp van optie --recursie. Als er geen verdere opdracht is
regelparameters worden gegeven, de map gespecificeerd door optie --invoermap (standaard:
huidige map) wordt gescand op bestanden. Als parameters worden gegeven, kunnen ze ofwel specificeren:
een bestands- of mapnaam; de invoerdirectory wordt altijd voorafgegaan. Als de bestanden in de
verstrekte mappen moeten worden geselecteerd volgens een specifiek naampatroon (bijv
wildcard matching), optie --patroon moet worden gebruikt. Houd er rekening mee dat dit bestandspatroon
is alleen van toepassing op de bestanden in de gescande mappen en, als er andere patronen zijn:
opgegeven op de opdrachtregel buiten de --invoermap optie (bijv. om
andere bestanden selecteren), zijn deze niet van toepassing op de opgegeven mappen.

LOGGEN

Het niveau van de logboekuitvoer van de verschillende opdrachtregelprogramma's en onderliggende bibliotheken kan
door de gebruiker worden opgegeven. Standaard worden alleen fouten en waarschuwingen naar de standaard geschreven
foutstroom. Optie gebruiken: --uitgebreid ook informatieve berichten zoals verwerkingsdetails
zijn gerapporteerd. Optie --debuggen kan worden gebruikt om meer details te krijgen over de interne activiteit,
bijvoorbeeld voor foutopsporingsdoeleinden. Andere logniveaus kunnen worden geselecteerd met optie --loggen-
niveau. in --stil modus worden alleen fatale fouten gerapporteerd. In zulke zeer ernstige foutgebeurtenissen,
de toepassing wordt meestal beëindigd. Voor meer details over de verschillende logniveaus,
zie documentatie van module 'oflog'.
In het geval dat de logoutput naar een bestand moet worden geschreven (optioneel met logfile-rotatie),
naar syslog (Unix) of de gebeurtenislogboek (Windows) optie --log-config kan worden gebruikt. Dit
configuratiebestand maakt het ook mogelijk om alleen bepaalde berichten naar een bepaalde uitvoer te leiden
stream en voor het filteren van bepaalde berichten op basis van de module of applicatie waar ze
worden gegenereerd. Een voorbeeldconfiguratiebestand vindt u in /logger.cfg.

COMMAND LINE

Alle opdrachtregelprogramma's gebruiken de volgende notatie voor parameters: vierkante haken omsluiten
optionele waarden (0-1), drie volgpunten geven aan dat meerdere waarden zijn toegestaan
(1-n), een combinatie van beide betekent 0 tot n waarden.
Opdrachtregelopties worden onderscheiden van parameters door een voorlopend '+'- of '-'-teken,
respectievelijk. Gewoonlijk zijn de volgorde en positie van de opdrachtregelopties willekeurig
kan overal verschijnen). Als opties elkaar echter uitsluiten, is de meest rechtse verschijning
is gebruikt. Dit gedrag komt overeen met de standaard evaluatieregels van gewone Unix-shells.
Bovendien kunnen een of meer opdrachtbestanden worden opgegeven met een '@'-teken als voorvoegsel voor
de bestandsnaam (bijv @commando.txt). Zo'n commandoargument wordt vervangen door de inhoud van
het corresponderende tekstbestand (meerdere spaties worden behandeld als een enkel scheidingsteken tenzij
ze verschijnen tussen twee aanhalingstekens) voorafgaand aan elke verdere evaluatie. Houd er rekening mee dat:
een commandobestand kan geen ander commandobestand bevatten. Deze eenvoudige maar effectieve aanpak
maakt het mogelijk om veelvoorkomende combinaties van opties/parameters samen te vatten en vermijdt langdradig en
verwarrende opdrachtregels (een voorbeeld wordt gegeven in bestand /dumppat.txt).

MILIEU

De dcmgpdir hulpprogramma zal proberen om DICOM-gegevenswoordenboeken te laden die zijn gespecificeerd in de
DCMDICTPAD omgevingsvariabele. Standaard, dwz als de DCMDICTPAD variabele omgeving
is niet ingesteld, het bestand /dicom.dic wordt geladen tenzij het woordenboek is gebouwd
in de toepassing (standaard voor Windows).
Het standaardgedrag moet de voorkeur hebben en de DCMDICTPAD alleen omgevingsvariabele
gebruikt wanneer alternatieve gegevenswoordenboeken vereist zijn. De DCMDICTPAD variabele omgeving
heeft hetzelfde formaat als de Unix-shell PATH variabele in dat een dubbele punt (':') scheidt
inzendingen. Op Windows-systemen wordt een puntkomma (';') als scheidingsteken gebruikt. Het datadictionary
code zal proberen om elk bestand te laden dat is gespecificeerd in de DCMDICTPAD omgevingsvariabele. Het
is een fout als er geen datadictionary kan worden geladen.

Gebruik dcmgpdir online met onworks.net-services