ctdbd - Online in de cloud

PROGRAMMA:

NAAM

ctdbd - De CTDB-clusterdaemon

KORTE INHOUD

ctdbd [OPTIE​

PRODUCTBESCHRIJVING

ctdbd is de belangrijkste CTDB-daemon.

Merk op dat ctdbd doorgaans niet rechtstreeks wordt aangeroepen. Het wordt aangeroepen via ctdbd_wrapper(1) of via
het initscript.

Bekijk ctdb(7) voor een overzicht van CTDB.

ALGEMEEN OPTIES

-d, --debug=DEBUGNIVEAU
Deze optie stelt het debug-niveau in op DEBUGLEVEL, dat bepaalt waarmee geschreven zal worden
het logsubsysteem. De standaardwaarde is 2.

Zie de sectie DEBUG-NIVEAUS in ctdb(7) voor meer informatie.

--dbdir=DIRECTORY
DIRECTORY op lokale opslag waar ctdbd een lokale kopie van TDB-databases bewaart. Dit
directory is lokaal voor elk knooppunt en mag niet worden opgeslagen op het gedeelde cluster
bestandssysteem.

Deze map is normaal gesproken /var/lib/ctdb

--dbdir-persistent=DIRECTORY
DIRECTORY op lokale opslag waar ctdbd een lokale kopie bewaart van persistente TDB-databases.
Deze map is lokaal voor elk knooppunt en mag niet op het gedeelde cluster worden opgeslagen
bestandssysteem.

Deze map is normaal gesproken /var/lib/ctdb/persistent

--dbdir-status=DIRECTORY
DIRECTORY op lokale opslag waar ctdbd de interne status-TDB-bestanden bewaart. Deze map
is lokaal voor elk knooppunt en mag niet worden opgeslagen op het gedeelde clusterbestandssysteem.

Deze map is normaal gesproken /var/lib/ctdb/state

--event-script-dir=DIRECTORY
DIRECTORY waar de CTDB-gebeurtenisscripts worden opgeslagen. Zie de sectie EVENTSCRIPTS in
ctdb(7) voor meer informatie.

Standaard is CTDB_BASE/events.d, dus meestal /etc/ctdb/events.d, dat deel uitmaakt van de
CTDB-installatie.

--luister=IPADDR
IPADDR is het privé-IP-adres waaraan ctdbd zal binden.

Standaard selecteert ctdbd het eerste adres uit de knooppuntenlijst dat kan binden
naar. Zie ook --nlist.

Deze optie is alleen vereist als automatische adresdetectie niet kan worden gebruikt. Dit
kan het geval zijn bij het uitvoeren van meerdere ctdbd-daemons/nodes op dezelfde fysieke host
(meestal voor testen), met InfiniBand voor het privénetwerk of op Linux wanneer
sysctl net.ipv4.ip_nonlocal_bind=1.

--loggen=STRING
STRING specificeert waar ctdbd zijn log zal schrijven. De standaardwaarde is bestand:/var/log/log.ctdb
of iets dergelijks - het voorvoegsel kan verschillen, afhankelijk van hoe CTDB is gebouwd.

Geldige waarden zijn:

file:BESTANDSNAAM
FILENAME waar ctdbd zijn log zal schrijven. Dit is meestal /var/log/log.ctdb.

systeemlog[:METHODE]
CTDB logt in op syslog. Standaard wordt hiervoor de syslog(3) API.

Onder zware belasting syslog(3) kan blokkeren als de syslog-daemon ook berichten verwerkt
langzaam. Dit kan ervoor zorgen dat CTDB blokkeert tijdens het loggen.

Als METHODE is opgegeven, wordt een extensie opgegeven die ervoor zorgt dat logboekregistratie plaatsvindt
gedaan in een niet-blokkerende modus. Let daar op dit mogen oorzaak berichten naar be liet vallen.
METHODE moet een van de volgende zijn:

niet-blokkerend
CTDB logt in op syslog via /dev/log in niet-blokkerende modus.

udp
CTDB logt in op syslog via UDP naar localhost:514. De syslog-daemon moet zijn
geconfigureerd om te luisteren op (minstens) localhost:514. De meeste syslog-daemons zullen loggen
de berichten met hostnaam "localhost" - dit is een beperking van de
implementatie, voor compatibiliteit met meer syslog-daemons.

udp-rfc5424
Net als bij "udp", maar berichten worden verzonden in RFC5424-indeling. Deze methode logt
de juiste hostnaam, maar wordt niet zo breed geïmplementeerd in syslog-daemons.

--lvs
Deze optie wordt gebruikt om de LVS-mogelijkheid op een CTDB-knooppunt te activeren. Zie de LVS
sectie in ctdb(7) voor meer informatie.

--max-persistent-check-errors=NUM
NUM geeft het maximale aantal mislukte statuscontroles aan dat is toegestaan ​​voor persistent
databases tijdens het opstarten.

De standaardwaarde is 0. Als u dit instelt op niet-nul, is een knooppunt met een slechte status mogelijk
persistente databases om op te starten en zich bij het cluster aan te sluiten, zolang er nog een knooppunt is
met gezonde persistente databases.

--nlijst=BESTANDSNAAM
FILENAME bevat een lijst met de privé-IP-adressen, één per regel, voor elk knooppunt in
het cluster. Dit bestand Dan moet je be de dezelfde on elk knooppunt in het cluster.

Standaard is CTDB_BASE/nodes, dus meestal /etc/ctdb/nodes.

--geen-master
Dit argument geeft aan dat dit knooppunt GEEN lmaster kan worden voor records in de
database. Dit betekent dat het nooit in de vnnmap zal verschijnen. Deze functie is
voornamelijk gebruikt voor het maken van een cluster over een WAN-koppeling en het gebruik van CTDB als
WAN-versneller.

Zie de sectie REMOTE CLUSTER NODES in ctdb(7) voor meer informatie.

--geen recmaster
Dit argument geeft aan dat dit knooppunt GEEN recmaster voor de database kan worden.
Deze functie wordt voornamelijk gebruikt om een ​​cluster over een WAN-koppeling te laten lopen en te gebruiken
CTDB als WAN-accelerator.

Zie de sectie REMOTE CLUSTER NODES in ctdb(7) voor meer informatie.

--meldingsscript=BESTANDSNAAM
FILENAME specificeert een script dat door ctdbd moet worden aangeroepen wanneer bepaalde statuswijzigingen optreden.

Dit bestand is meestal /etc/ctdb/notify.sh.

Zie het gedeelte MELDINGSSCRIPT in ctdb(7) voor meer informatie.

--pidbestand=BESTANDSNAAM
FILENAME voor bestand dat de proces-ID van de hoofd-CTDB-daemon bevat. Dit bestand is
automatisch aangemaakt en verwijderd door CTDB.

De standaardinstelling is om geen PID-bestand te maken.

--openbare_adressen=BESTANDSNAAM
FILENAME waarin een bestand wordt opgegeven met de openbare IP-adressen die in het cluster moeten worden gebruikt
wanneer CTDB IP-overname moet gebruiken. Dit bestand bevat een lijst met IP-adressen en netmaskers
en interfaces. CTDB zal deze openbare IP-adressen op de juiste manier over de verschillende netwerken verdelen
de beschikbare knooppunten.

De IP-adressen die in dit bestand zijn opgegeven, kunnen per knooppunt verschillen.

Dit is meestal het bestand /etc/ctdb/public_addresses

--public-interface=INTERFACE
INTERFACE waaraan openbare IP-adressen moeten worden gekoppeld of waaraan de
single-public-ip indien gebruikt.

Bij gebruik van openbare IP-adressen is dit alleen vereist als er geen expliciete interfaces zijn
opgegeven in het openbare adressenbestand.

--herklokken=FILE
FILE is de naam van het herstelvergrendelingsbestand, opgeslagen in gedeeld mediaopslag, die CTDB gebruikt
om gespleten hersenen te voorkomen.

Voor informatie over de herstelvergrendeling raadpleegt u de sectie HERSTELVERGRENDELING in
ctdb(7).

--single-public-ip=IPADDR
IPADDR specificeert het enige IP-adres dat CTDB zal gebruiken in combinatie met LVS.

Zie de LVS-sectie in ctdb(7) voor meer informatie.

--start-als-uitgeschakeld
Hierdoor start ctdbd in de DISABLED-status.

Om ervoor te zorgen dat het knooppunt openbare IP-adressen en services kan hosten, moet dit handmatig gebeuren
ingeschakeld met behulp van de ctdb in staat stellen opdracht.

Zie de sectie NODE STATES in ctdb(7) voor meer informatie over gehandicapten
staat.

--start-als-gestopt
Hierdoor start ctdbd in de GESTOPTE status.

Om het knooppunt deel te laten nemen aan het cluster moet het handmatig worden voortgezet met de
de ctdb in staat stellen opdracht.

Zie de sectie NODE STATES in ctdb(7) voor meer informatie over de GESTOPT
staat.

--syslog
Stuur logberichten naar syslog in plaats van het CTDB-logbestand. Deze optie heeft voorrang
--logbestand. De standaardinstelling is inloggen op een bestand.

--transport=tcp|oneindig
Deze optie specificeert welk transport moet worden gebruikt voor ctdbd internode-communicatie. De
standaard is "tcp".

De "infiniband"-ondersteuning wordt niet regelmatig getest.

-?, --helpen
Geef een overzicht van de opties weer.

DEBUGEN OPTIES

-i, --interactief
Schakel de interactieve modus in. Hierdoor wordt ctdbd op de voorgrond uitgevoerd en niet losgemaakt
vanaf de terminal. Standaard zal ctdbd zichzelf loskoppelen en op de achtergrond draaien als een
demon.

--geenopenbareipcheck
Deze optie wordt gebruikt bij het testen met meerdere lokale daemons op één machine. Het
schakelt controles uit met betrekking tot openbare IP-adressen.

--neusscheef
Dit is een foutopsporingsoptie. Deze optie wordt alleen gebruikt bij het debuggen van ctdbd.

Normaal gesproken zal ctdbd de planner wijzigen zodat deze als een realtime proces wordt uitgevoerd. Dit is de
standaardmodus voor een normale ctdbd-bewerking om te garanderen dat ctdbd altijd de CPU krijgt
cycli die het nodig heeft.

Deze optie wordt gebruikt om ctdbd te vertellen niet uitgevoerd als een realtime proces en in plaats daarvan uitgevoerd
ctdbd als een normaal gebruikersruimteproces. Dit is handig voor het debuggen en wanneer u maar wilt
voer ctdbd uit onder valgrind of gdb. (Je wilt valgrind of gdb niet aan een
realtime proces.)

--socket=BESTANDSNAAM
FILENAME specificeert de naam van de Unix-domeinsocket die ctdbd zal maken. Dit
socket wordt door lokale clients gebruikt om met ctdbd te communiceren.

De standaardwaarde is /tmp/ctdb.socket . U hoeft deze optie alleen te gebruiken als u van plan bent te gaan hardlopen
meerdere ctdbd-daemons op dezelfde fysieke host, meestal om te testen.

--script-log-niveau=DEBUGNIVEAU
Met deze optie wordt het foutopsporingsniveau van de uitvoer van gebeurtenisscripts ingesteld op DEBUGLEVEL. De standaardwaarde is
FOUT (0).

Zie de sectie DEBUG-NIVEAUS in ctdb(7) voor meer informatie.

--slordig begin
Dit is een foutopsporingsoptie. Dit versnelt het initiële herstel tijdens het opstarten van de
ten koste van enige consistentiecontrole. Niet . dit optie in productie.

--marteling
Deze optie wordt alleen gebruikt voor het ontwikkelen en testen van CTDB. Het voegt kunstmatig toe
fouten en fouten in de algemene codepaden in ctdbd om te verifiëren dat ctdbd kan herstellen
correct van mislukkingen.

Do niet . dit optie tenzij u nieuwe functionaliteit ontwikkelt en test in
CTDB.

--valslijpen
Dit is een foutopsporingsoptie. Deze optie wordt alleen gebruikt bij het debuggen van ctdbd. Dit
maakt extra foutopsporingsmogelijkheden mogelijk en impliceert --nosetsched.

Gebruik ctdbd online met behulp van onworks.net-services